De hoekkamer van de 77-jarige mevrouw Van Garderen biedt een weids uitzicht op de wijk. ‘Toen mijn zus hier kwam wonen, moest heel de kamer nog opgeknapt worden. Dat verzorgde Nebo keurig en netjes’, blikt mevrouw Van der Heiden-Van Garderen terug. Mevrouw Van Garderen vult aan: ‘Mijn eigen spullen zorgen er ook voor dat ik me snel thuisvoelde. Ik heb een stukje van thuis kunnen meenemen.’

Overtuiging

Mevrouw Van Garderen ging de laatste jaren lichamelijk sterk achteruit. Ze kreeg epilepsie en viel veel. Mevrouw moest een paar keer revalideren. De wens ontstond om te verhuizen naar een verzorgingstehuis. Na zes weken kon ze al terecht. ‘Ik kon steeds minder zelf. Gelukkig hielp mijn zus veel, maar dat was niet meer houdbaar in de toekomst. Verhuizen kwam dus voor mij niet als een klap’, licht Van Garderen toe. Nebo is de zussen niet onbekend. Moeders woonde er tien jaar geleden ook. ‘Het voelde meteen als thuiskomen. Ook vanwege mijn eigen geloofsovertuiging. Ik luister mee naar de kerktelefoon en ga graag naar de weeksluiting. Tijdens de lijdenstijd zingen we bijvoorbeeld veel lijdensliederen en na het eten zingen we een psalmvers. En we bidden voor het eten of bij het naar bed gaan. De zorgmedewerkers begrijpen dat en staan er zelf ook achter. Je voelt dat je aan elkaar verbonden bent’, legt mevrouw Van Garderen uit. Mevrouw Van der Heiden: ‘Er wordt – zoals wij thuis ook doen – uit de Statenvertaling gelezen. Vanuit een schriftuurlijk-bevindelijke waarheid.’

Zorg

Mevrouw Van Garderen krijgt ’s ochtends en ’s avonds zorg (op somatische grondslag). Dan wordt ze bijvoorbeeld geholpen met aankleden en douchen. Ze gaat graag naar de fysio, waar ze één keer per week naartoe gaat. Mevrouw Van der Heiden-Van Garderen: ‘Dat zit hier gewoon beneden. Fijn hoor. Net als de kapper, de dokter, de pedicure en het winkeltje’.

Betrokken

Mevrouw Van der Heiden-Van Garderen komt graag bij haar tien jaar oudere zus op bezoek. Hiernaast is ze ook actief als vrijwilliger in Nebo: ‘De ene week help ik met koffieschenken, de andere week help ik op de dagopvang. En we bellen elkaar geregeld.’ Mevrouw Van Garderen: ‘We hebben een goede band. Als ik een aanval kreeg, belde ik altijd als eerste mijn zus. Dan moest ik even mijn verhaal doen.’ Mevrouw vindt het enorm gezellig als er bezoek komt en maakt graag een praatje. ‘Laatst vroeg de vrijwilliger die koffie kwam schenken of ik haar nog kende. Bleken we in hetzelfde dorp te hebben gewoond. Maar ja, zij was helemaal grijs, dus ik herkende haar niet’, grapt mevrouw Van Garderen.