Tijdens haar middelbare schoolperiode werkte ze in een niet-identiteitsgebonden tehuis. ‘Als cliënten kwamen te overlijden, miste ik een stukje bewogenheid en diepgang van collega’s. Het voelde voor mij heel leeg en dat raakte me destijds’, blikt Corina terug. Om haar opties open te houden, besloot ze desondanks na haar studie toch om in een (seculier) ziekenhuis te gaan werken. Corina kijkt terug op een waardevolle tijd: ‘Ik heb in die periode echt mijn eigen visie kunnen ontwikkelen. Je wordt genoodzaakt om na te denken over je eigen principes en morele dilemma’s, bijvoorbeeld bij euthanasie, en om die te beargumenteren.’

Houvast en herkenning

Inmiddels werkt Corina binnen het identiteitsgebonden Uitzicht. Dat voelt zeer vertrouwd. Ze legt uit: ‘Het is zo fijn om dezelfde normen en waarden te delen met collega’s en cliënten. Wat je gelooft, lééft op je werk. En voor de bewoners vind ik het vooral heel mooi dat je hen kunt bieden wat ze al hun hele leven gewend zijn. Samen psalmen zingen of uit de Bijbel lezen, dat zorgt voor herkenning. In het onzekere van het ouder worden, biedt de Bijbel troost. De cliënt mag dan ouder worden met alle bijhorende tekortkomingen en ziekten, de Bijbel en psalmen blijven onwankelbaar. In een moeilijke periode geeft dat iets vertrouwds.’ Corina moet denken aan een onrustige bewoner tijdens een avonddienst. ‘Ik vroeg aan hem hoe hij vroeger bij hem thuis zijn dag afsloot. Hij gaf toen aan dat hij altijd ’s avonds met zijn vrouw uit de Bijbel las en met haar bad. Dat was voor hem heel belangrijk. We hebben toen samen de dag afgesloten zoals hij vanouds gewend is. Daarna ging hij rustig slapen. Dat vond ik zo bijzonder.’

‘Wat je gelooft, lééft op je werk.’ Corina

Tante Netty

De 91-jarige mevrouw N. Valk-van der Pol, die ook bij het gesprek aanwezig is, woont ruim zes jaar in een aanleunwoning in Uitzicht. Daar krijgt ze elke dag thuiszorg. Ook bezoekt ze de dagbesteding. Mevrouw knikt af en toe instemmend als Corina aan het woord is. Zelf heeft ze na een zorgbehoevende periode er bewust voor gekozen om bij een reformatorisch woonzorgcentrum te gaan wonen. ‘Dit sluit aan bij mijn principes. Ik voel me zeer verbonden met mijn geloof en wil dat ook bij het ouder worden nog kunnen uitdragen.’

Mevrouw, die een bewogen leven achter de rug heeft, vindt het contact met medebewoners en zorgmedewerkers zeer waardevol. Ze praat graag open met hen over het geloofsleven, maar ook over alledaagse dingen als gezin, kinderen en huwelijk. Kletsen vindt ze erg gezellig. ‘Ik heb een goede band met het personeel en wil graag ook een luisterend oor voor hén zijn. Voor de één ben ik mevrouw Valk, voor de ander Netty of tante Netty. Ja, ik babbel graag met ze’, vertelt mevrouw lachend. Dat gezelschap opzoeken zat er vroeger bij haar al helemaal in. Mevrouw Valk heeft namelijk samen met een vriendin een vrouwenvereniging voor de Gereformeerde Gemeente mogen opzetten en kijkt daar met veel genoegen op terug.

Aansluiting

Zorgmedewerkers proberen aan te sluiten op de wensen en behoeften van cliënten. Daardoor worden cliënten echt gezien en gehoord. Corina licht toe: ‘Vaak zie je in onze achterban een godvrezende houding. Zeker op momenten dat er geen pastorale zorg in huis is, is het voor de cliënt fijn als de zorgmedewerker dezelfde, Bijbelgetrouwe taal spreekt. Dat biedt troost in het lijden.’ Dat lukt helaas niet altijd. Door personeelstekorten moeten soms ‘noodgedwongen’ uitzendkrachten worden ingezet die niet dezelfde taal spreken.

Taboes doorbreken

Corina benadrukt dat je als zorgmedewerker bij een reformatorische zorgorganisatie ook de familie tot steun kan zijn. ‘In onze achterban merk je soms dat bepaalde onderwerpen taboe zijn. Neem morfine. Daar heersen nog vaak misvattingen over, bijvoorbeeld dat het levensbekortend werkt. Je kunt familieleden dan, door jouw medische kennis én begrip voor hun achtergrond, van de juiste informatie voorzien. Dit schept een vertrouwensband. Of denk aan geloofsgesprekken met familie tijdens stervensbegeleiding. Het geloof geeft houvast, juist ook bij het einde van het leven.’

‘Ik word warm van het helpen van mensen in de moeiten van hun leven op hun oude dag.’ Corina

Meer dan praktische zorg

Corina hoeft niet lang na te denken op de vraag om haar passie voor de zorg toe te lichten. ‘Ik word warm van het helpen van mensen in de moeiten van hun leven op hun oude dag. Het zit echt in de hele kleine dingen waar je een voldaan gevoel van krijgt, bijvoorbeeld die éne glimlach of een stemming die positief verandert. Want al het leed oplossen of het ziektebeeld wegnemen, kan niet’, benadrukt ze. ‘Maar’, vervolgt Corina, ’het gaat verder dan praktische zorg. Het vergt ook een persoonlijk gesprek met een dochter die het moeilijk vindt dat haar vader achteruit gaat. Die veelzijdigheid maakt mijn werk mooi en uitdagend!’